klimgeit
In iets minder specifieke betekenis ('iemand die goed bergen kan beklimmen') reeds Het Centrum 08-07-1922: "Als ik, [...] aanvankelijk als een gezwinde klimgeit, doch weldra als een afgemarcheerde soldaat, den stellen Snijdersberg opklauter..." In de specifieke wielrenbetekenis De Waarheid 14-07-1953: "Maar onze jongens, waarvan de meesten allesbehalve onder de klimgeiten gerekend kunnen worden, lag die vermaledijde Col d'Aubisque zwaar op de maag"