echtbreuk

Uit Etymologiewiki
Ga naar: navigatie, zoeken

Samenstelling uit echt + breuk (zie ook breken). Algemeen-Westgermaans getuige Duits Ehebruch en Oudengels æwbryce (modern Engels adultery via het Frans uit het Latijn). Het woord 'breken' dient hier vermoed ik gelezen te worden als het breken van de huwelijksbelofte of het huwelijkscontract.

De oudste attestatie die ik heb kunnen vinden is het "Gij zult niet echtbreken" uit de tien geboden in de Statenvertaling. In het landrecht van Thorn (oorspronkelijk 1080, maar bekend van een afschrift uit 1295) [1] komt het Duitsachtige "ehenbrecken" voor.

-- AE