ontegenzeggelijk

Uit Etymologiewiki
Ga naar: navigatie, zoeken

ontegenzeggelijk bn., bw. ‘wat niet valt te ontkennen, onweerlegbaar’

Nnl. ontegenzeggelyk, in 1746 als bn. (“Dat deeze Kunst nogtans een zeer nuttige zaak is (…) is een ontegenzeggelyke zaak”; in De volmaakte Hollandsche keuken-meid), in 1769 als bw. (“Dit word … door den roemwaarden Musschenbroek ontegenzeggelyk bevestigd”; Berkhey). De variant -zeggelijk is vanaf het begin veel frequenter dan -zeglijk. Dat laatste komt vooral voor in de 19e eeuw en genoot een tijdje de voorkeur van woordenboekmakers (bijv. het WNT), maar is om ritmische redenen – vgl. steegje maar weggetje – geen spreektalige vorm. Hetzelfde vinden we trouwens bij (on)gezeglijk, dat in de meeste teksten als (on)gezeggelijk verschijnt, en het verouderde zeggelijk ‘zegbaar; inschikkelijk’.

Afgeleid van het werkwoord tegen seggen ‘tegenspreken’ (1528, Vorstermanbijbel), vergelijk ook teghensegghentlijckheydt ‘neiging tot tegenspreken, tegenzeggelijkheid’ (1624), tegensegghinghe (1481), sonder teghen-segh (1653) ‘ontegenzeggelijk’.

De gebruikelijke Middelnederlandse juridische en bestuurlijke term hiervoor is wederseggen, wschl. een leenvertaling van Latijn contradicere of Frans contredire. Weerzeggen raakt echter na ca. 1550 buiten gebruik, ongetwijfeld omdat weer- niet meer als ‘tegen-’ wordt begrepen. In de uitdrukking tot wederzeggens toe ‘tot opzegging’ vinden we het nog tot in de 19e eeuw. Zoals in het Mnl. naast wederzeggen ook wederspreken voorkomt, zo concurreert later tegenzeggen met tegenspreken, dat in het Nieuwnederlands het pleit gewonnen heeft.

De ontkennende bn. on-tegen-zeg(ge)lijk en on-tegen-sprekelijk (eerste attestatie in 1703; inmiddels verouderd) lijken rond dezelfde tijd te zijn opgekomen. De vraag is dan, waarom er tussen de eerste attestaties van tegenspreken (1477), tegenseggen (1481) en die van ontegenzeggelijk, ontegensprekelijk meer dan 200 jaar lag. Ook onwederseggelick (1641), gebaseerd op het oudere wederseggen, lijkt een latere formatie te zijn, terwijl onwedersprekelijk al in 1477 voorkomt in de betekenis ‘onherroepbaar’. Voor een antwoord zal onderzoek naar de historische productiviteit en de mogelijke Franse, Duitse en/of Latijnse voorbeelden van de bn. met on_lijk moeten zorgen.--Mdevaan 8 sep 2015 09:49 (CEST)