vroed: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''vroed''' bn. ‘verstandig’ Vroegmiddelnl. ''vroet, vroede'' (1212–1223, als toenaam), ''vrut'' (1240) ‘wijs, verstandig’, Nieuwnl. ''vroet'' (1503), ''vroe...') |
(geen verschil)
|
Huidige versie van 3 jun 2017 om 21:42
vroed bn. ‘verstandig’ Vroegmiddelnl. vroet, vroede (1212–1223, als toenaam), vrut (1240) ‘wijs, verstandig’, Nieuwnl. vroet (1503), vroede. Tot de afleidingen behoren o.a. Mnl. vroeden (1240) ‘verstand hebben; tot inzicht brengen’; Mnl. bevroeden ‘meedelen; begrijpen’ (1265-1270), Nnl. bevroeden ‘inlichten; begrijpen’ (bevroeden 1509, bevroeyen 1555, bevroen 1539); Mnl. ghevroeden (1285) ‘inzien, weten’; Mnl. froschep (1236), vroescap (1285), vrutscap (1240) ‘wijsheid, verstand’, Nnl. vroedschap ‘wijsheid’ (1517 vroetscap, 1562 vroeschap), ‘bestuurscollege’ (1500 vroescip, 1501 vroetscap). De vorm vroeschap, waarin t door assimilatie aan s verdwenen is, stamt vooral uit westelijke dialecten.
Voorts betekent vroed- ‘verloskundig’ in samenstellingen als Mnl. en Nnl. vroedmoeder (1434–1436 vroemoeder, 1450–1470 vroemoer, 1485 vroetmoeder), vroedvrouw (1406 vroede vrou, ca. 1450 vroevrouwe, Nnl. 1515 vroeyvrouw, 1588 vroedvrouwe), en Nnl. vroedmeester ‘mannelijke verloskundige’ (1699). Vergelijk Frans sage femme (vanaf de 14de eeuw), sage mère (15de eeuw), en Vroegnieuwhoogduits weise Frau, Weis(e)frau, Weismutter. De Nederlandse vormen met vroed- zijn ofwel leenvertalingen uit het Frans, ofwel zelfstandig ontstane vormen op basis van de betekenis ‘waarzegster, tovenares’ die in het Duits ook voor ‘wijze vrouw’ wordt aangetroffen.
Verwante vormen: Oudsaksisch frōd bn., frōdon ww., Middelnederduits vrōd bn., Oudhoogduits fruot bn., fruoten ww., fruotī zn. f., Oudfries en Oudengels frōd bn., OFri. frōdskip ‘oordeelsvermogen’, bifrōdia ww. ‘bevroeden’, Oud-IJslands frōðr, Gotisch froþs ‘verstandig, wijs’, frodei f. ‘verstand’.
Voor het bn. kunnen we Proto-Germaans *frōda- ‘wijs, verstandig’ reconstrueren, een afleiding van het ww. *fraϸjan ‘begrijpen’ uit PIE *prot-je-. Terwijl *frōda- een frequent type deverbale afleidingen met *-ō- vertegenwoordigt, is het Ohd. bn. frad ‘ijverig, bekwaam’ waarschijnlijk ouder, en gaat op PIE *prot-o- terug. Deze woorden zijn verwant met Litouws pràsti ‘aanwennen’, Lets prast ‘begrijpen’, Oudpruisisch inf. issprestun ‘begrijpen’, isspresnan (acc.sg.) ‘verstand’, met een stam *prat- uit PIE *prot-. Zekere verwanten van deze Germaans-Baltische woordfamilie in andere Indo-Europese talen zijn nog niet herkend.--Mdevaan 3 jun 2017 21:42 (CEST)
Literatuur: F. Heidermanns, Etym. Wb. der germ. Primäradjektive, 1993, p. 210 en 217-218.