toorn

Uit Etymologiewiki
Ga naar: navigatie, zoeken

toorn zn. ‘woede’

Vroegmiddelnederlands torn (1200), toren (1240) ‘woede, heftige opwinding; verdriet, ellende’, Vroegnieuwnl. toren ‘hevige woede; verdriet’ (ca. 1516), na 1600 meestal in de spelling toorn. De betekenis ‘verdriet’ verdwijnt na de 17e eeuw maar komt nog in enkele dialecten voor: Zeeuws torn ‘tegenslag, klap’, Antwerps toorn, toren ‘verdriet, hartezeer’. Vergelijk voor de rekking van *u voor rn in de standaardtaal ook hoorn en doorn. Afleidingen: Vmnl. tornen zwak ww. ‘boos maken; boos zijn’ (1240), vertoernen (1276-1300) ‘boos maken’; toernich ‘verdrietig’ (1220-1240), tornech ‘boos, kwaad’ (1265-1270); torninge ‘het boos maken’ (1240).

Verwante vormen: Oudsaksisch torn o./m. ‘woede’, bn. torn ‘woedend’, Middelnederduits torn, tarn m. ‘woede’, bn. torn ‘woedend’, ww. tornen ‘toornen’, Oudhoogduits zorn, ww. zornōn en zurnēn, bn. zorn, Nhd. Zorn m., Oudengels torn ‘woede; verdriet’, bn. torn ‘verontrustend, bitter’.

Uit Westgermaans zn. *turna- ‘woede, verdriet’ (m. of n.) en bn. *turna- ‘woede opwekkend, verdriet brengend’, afgeleid van het ww. PGm. *teran- ‘scheuren’ (Ned. teren, Eng. tear, Duits zerren). Dat stamt van de Proto-Indo-Europese wortel *der- ‘scheuren, villen’ die in veel talen is voortgezet, o.a. in Grieks dérō ‘villen’; zie verder onder teren. In het Germaans is het bn. ‘woede opwekkend’ ouder dan het zn., want bij de omgekeerde relatie zou het bn. expliciet gemarkeerd moeten zijn. Het zn. ‘woede; verdriet’ is dus als ‘verscheurende emotie’ afgeleid van *turna- ‘verscheurd’, zelf een vrij oude afleiding op *-na- bij het ww. *teran. Die is vergelijkbaar met PGm. *barna- ‘kind’ bij *beran- ‘dragen’, en *wagna- ‘wagen’ bij *wegan- ‘bewegen’. PGm. *turna- kan direct op een PIE bn. *dr-no- teruggaan of binnen het Germaans zijn gevormd. Andere afleidingen met een nultrap van de wortel zijn PGm. *tur-an- ‘scheur’ (Got. gataura) en *turϸi- (Got. gataurϸs ‘vernietiging’).--Mdevaan 26 sep 2016 09:49 (CEST)