aasgier

Uit Etymologiewiki
Ga naar: navigatie, zoeken

aasgier zn. 'roofvogel die dode dieren eet (Neophron percnopterus)'. Nnl. aasgier 'aasetende vogel' [1804; Bijdragen] in 'Wanneer Jezus derhalve zegt: waar een aas is, vergaderen zich de Arenden, bedoelt hy daarmede eigenlyk zekere aard- of aasgieren, die, in Palestina, in meenigte zyn.'

Lit.: Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het Bataafsch Gemeenbest, Vierde deel, blz. 19.

In de genoemde woordenboeken hieronder wordt alleen ingegaan op de figuurlijke betekenis.

-- JvdB