kamerheer

Uit Etymologiewiki
Ga naar: navigatie, zoeken

kamerheer 'hoge dienaar' (via een Frans dialect?) uit Latijn camerarius 'kamerling'. Aanvankelijk verantwoordelijk voor de (slaap)kamer van de heer, later voor de gehele hofhouding, daarna werd het een term voor rentmeester, en uiteindelijk werd het vaak meest een eretitel. (informatie afkomstig van Wikipedia).

De huidige vorm (in het bijzonder de h) is vermoedelijk volksetymologisch, in het Middelnederlands bevatte dit woord de uitgang -aar/-er. Oudst gevonden attestatie: cameraer 'schatbewaarder, rentmeester' 1341[1]. Oudst gevonden attestatie in de huidige vorm is 1710 Rotgans[2]: "Hier zweeg de Kamerheer en sloot zyn oorlogsrede"

-- AE