vergetel

Uit Etymologiewiki
Ga naar: navigatie, zoeken

vergetel bn. ‘vergeetachtig’ Middelnederlands vergetel ‘vergeetachtig’ (1284), Nnl. verghetel ‘vergeetachtig’, ook ‘vergetend’ (1588). In de schrijftaal uitgestorven na 1700. Afleiding: onverghetel ‘niet te vergeten’ (1350-1450). Het simplex -getel komt met een ander voorvoegsel al voor in het Oudnederlandse zn. afgetali v. ‘vergeetachtigheid’ (Wachtendonckse Psalmen, 901–1000).

vergetelheid zn. ‘het vergeten zijn, het vergeten’ Mnl. vergetelheit ‘vergeetachtigheid’ (1351), Nnl. verghetelheijt (1510–1519) ‘vergeetachtigheid; het vergeten zijn/hebben/worden’.

Verwante vormen: Middelnederduits vorgetel ‘vergeetachtig’, Oudhoogduits abgezzal ‘vergeten’, āgezzal ‘vergeetachtig’, Oudengels forgytel ‘vergeetachtig’, andgetul, andgyttol ‘verstandig’, ofergitol, ofergeotol ‘vergeetachtig’; Oudnoors Sann-getall bijnaam van Odin, lett. ‘de waarheid vermoedend’.

Het Proto-Germaans bn. *getula- ‘pakkend, vattend’ is afgeleid van het ww. *getan ‘pakken’. De afleiding *fra-getula- ‘vergeetachtig’ veronderstelt het bestaan van het ww. *fra-getan waaruit vergeten stamt. Andere Nederlandse bn. op -el bij werkwoorden zijn o.a. schamel, kregel, vermetel, wankel.--Mdevaan 28 apr 2017 22:44 (CEST)